Klaas Jan Huntelaar: 'Wat is er nou leuker dan jezelf verbeteren!'
 

Coaching (vooraf, tijdens, achteraf)

Vooraf

  • Leg uit dat de oefening bedoeld is om de spelers te laten ervaren wat spanning of druk met hun prestatie doet.

Tijdens

  • Hardop tellen.

Achteraf

  • Vraag de spelers hoe zij zich voelden bij het spelen van bal 1, bal 10, bal 20 en bal 24.
  • Vraag spelers waar zij hun aandacht op richtten tijdens bal 1, bal 10, bal 20 en bal 24.
  • Vraag de spelers waar zij aan dachten bij bal 1, bal 10, bal 20 en bal 24.
  • Vraag spelers welke bal(len) de beste was (waren). Waar was hun aandacht toen op gericht? Waar dachten zij toen aan?
  • Leg de spelers uit dat de meeste spelers, naarmate het einddoel dichterbij komt, hun aandacht gaan richten op zaken waar zij geen invloed op hebben.
  • Bijvoorbeeld: het tellen van de trainer, de stand bij de andere groepen, het niet mogen missen, wat andere spelers van je denken wanneer je mist.
  • Dwing deze spelers de aandacht te richten op zaken waar ze juist wel invloed op hebben, zoals zij (onbewust) doen bij bal 1 en 10. Dit zijn voetbalhandelingen. 
  • Bijvoorbeeld: het goed inspelen van de bal, het goed neerzetten van je standbeen, een goede stand van het lichaam. 
  • Koppel deze verandering van gedachten en aandacht richten aan situaties en het verloop van een wedstrijd.
  • Bijvoorbeeld: het verliezen van twee ballen achter elkaar, kritiek van een medespeler, trainer of publiek, achter komen te staan in de tachtigste minuut, een tegenstander die je wegspeelt.
  • Haal de voorkeur van aandacht richten erbij en leg spelers wederom uit dat ze onder spanning te veel hun aandacht richten op datgene waar hun voorkeur ligt en waar ze hun aandacht bij het voelen van spanning op moeten richten.

Oefenvorm_08